Noorwegen is de grootste leverancier van klipvis ter wereld. De droge, zoute vis kreeg vooral bekendheid als bacalao en wordt door koks over de hele wereld bereid. De export van klipvis is al eeuwenlang van grote betekenis voor Noorwegen. Dat hebben de Noren onder meer te danken aan een Friese koopman, die eind zeventiende eeuw in Kristiansund een nieuwe conserveermethode van vis introduceerde.

Het drogen van klipvis op de rotsen met zicht op de haven van Kristiansund (1922). (Norsk Folkemuseum, foto Anders Beer Wilse)
Geleerd van de Basken
Klipvis was al aan het eind van de middeleeuwen in Spanje en Portugal bekend. Basken voeren naar Newfoundland om in de wateren daar te vissen. De vis werd gezouten, zodat deze op de terugreis niet zou bederven. Jappe Ippes, een Fries van geboorte, maakte op Newfoundland kennis met deze methode. Ippes’ vader was koopman in Trondheim. Hijzelf vestigde zich in Lille-Fosen, een kleine havenplaats aan de westkust van Noorwegen, ten zuiden van Trondheim. Het plaatsje zou uitgroeien tot Kristiansund. Ippes startte hier met de productie van klipvis.
Tot die tijd was in Noorwegen een andere methode in gebruik om kabeljauw (of witvis) te conserveren. Daarbij werd de vis in de wintermaanden aan houten rekken te drogen gehangen. Die vis kennen we als stokvis. Anders dan bij klipvis kwam aan de bereiding van stokvis geen zout te pas. Klipvis wordt gemaakt van kabeljauw, ook wel van leng, lom, schelvis of koolvis. Volgens kenners geeft kabeljauw die gepaaid heeft de beste klipvis.
Handelsgeest
Ippes bleek over een uitstekende handelsgeest te beschikken en schatte goed in hoe gunstig de omstandigheden waren om juist op die plek klipvis te maken. In Europa was er veel vraag naar klipvis en Noorwegen lag voor deze markt veel gunstiger dan bijvoorbeeld Noord-Amerika. Bovendien werkte de natuur een handje mee. De kale, platte rotsen aan de kust waren ideale plekken om de vis te drogen. En niet in het minst zorgde de koude noordenwind in het voorjaar voor prima omstandigheden voor dit droogproces. Arbeidskracht was er in de omgeving voldoende en die was naar alle waarschijnlijkheid ook nog eens heel goedkoop.
Wassen en zouten
De kabeljauwvisserij voor de Noorse westkust ging begin februari van start en duurde tot eind april. Zodra de vissersboten in de haven arriveerden, kwamen de vrouwen naar de kade om de vis te wassen. Aanvankelijk gebeurde dat in het zeewater, later kwam er een speciale wasruimte op de kade. Daarna werd de vis vanaf de buik tot aan de rug opengesneden. Zo kon een zo groot mogelijke oppervlakte te drogen worden gelegd. De opengesneden vis werd naar speciale pakhuizen gebracht om te worden gezouten. Daarna werd de vis laag voor laag gestapeld en bewaard in afwachting van de juiste weersomstandigheden om de vis buiten te drogen te leggen.

Klipvis wordt op de rotsen bij Kristiansund te drogen gelegd (1922). (Norsk Folkemuseum, foto Anders Beer Wilse)
Drogen op de rotsen
De ronde, kale rotsen aan de kust waren een uitstekende plek om de vis in de voorjaarszon verder te laten drogen. Ook hier werd de vis op den duur in lagen opgestapeld. Zeskantige schermen dekten de stapels af. Het droogproces nam een tot enkele maanden in beslag, afhankelijk van de weersomstandigheden. Met de duizenden, soms zelfs enkele honderdduizenden vissen die hier op de rotsen lagen, kon in die maanden heel wat misgaan. Als het te warm werd op de rotsen verbrandde de vis. En als er neerslag viel, kon de vis nat worden. De arbeid(st)ers moesten dus goed opletten, want de kwaliteit en daarmee ook de prijs van het eindproduct stonden op het spel.

De stapels klipvis onder houten schermen bij Kristiansund (1922). (Norsk Folkemuseum, foto Anders Beer Wilse)
Handel
Al tijdens het drogen werd de klipvis gesorteerd naar grootte. Later volgde een selectie op droogtegraad en uiterlijk. Daarna kon de klipvis in de handel worden gebracht. Vooral Spanje, Portugal en de voormalige kolonies van deze landen in Afrika en Latijns-Amerika waren grote afnemers.
De klipvisproductie en -handel aan de kust van Møre og Romsdal werd een groot succes. Aangetrokken door de rijke visgronden en de ideale klimatologische omstandigheden vestigden zich hier vanaf 1730 Engelse en Schotse kooplieden die zich toelegden op de export van klipvis. Dat legde de havenplaats Lille-Fosen geen windeieren. Deze kreeg in 1742 stadsrechten en heette vanaf dat moment Christiansund, naar koning Christian VI, die de stadsrechten had verleend. Behalve Kristiansund profiteerden ook de vissersdorpen aan de kust van de bloeiende nieuwe bedrijfstak.
De klipvishandel bouwde voort op de contacten die de Noren in de eeuwen daarvoor hadden gelegd in de hout- en haringhandel. Ze deden zaken met kooplieden uit de grote Europese landen, vooral veel Nederlanders. Lokale boeren, vissers, kooplieden en ook ambtenaren was het handelsbedrijf zodoende niet vreemd. Ook bestond er daardoor al een tol- en exportsysteem.
De klipvisproductie bleef zo’n tweehonderd jaar van grote betekenis voor Kristiansund. De stad was in de negentiende eeuw de op drie na grootste exporthaven van Noorwegen. In economisch belang streefde de klipvishandel de hout- en haringhandel voorbij. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw ontstond een concurrentiestrijd tussen kooplieden uit Molde en Kristiansund. Inzet was de controle over de zuidelijke vissersdorpen. Dat bleef niet zonder gevolgen: de handel in klipvis stortte in. Later herstelde hij zich weer. Tegenwoordig is niet Kristiansund de grootste exporthaven voor klipvis, maar het zuidelijker gelegen Ålesund. Het drogen van de vis gebeurt inmiddels overigens op industriële wijze.
Klipvis met kerst
Noorwegen werd wereldwijd de grootste leverancier van klipvis, maar de Noren zelf aten het gerecht aanvankelijk niet. In de omgeving van Kristiansund werd – voor zover we weten – pas rond het midden van de negentiende eeuw klipvis gegeten. Het gaat om een vermelding bij een kerstmaaltijd, maar uit alles blijkt hoe uitzonderlijk dit eigenlijk toen nog was. Pas in de twintigste eeuw zou klipvis zijn intrede doen in de Noorse keuken. Dat gebeurde vanuit Spanje toen de mediterrane keuken de noordelijke landen veroverde. Nu kun je in heel wat Noorse restaurants bacalao bestellen, een gerecht van klipvis met tomaten, paprika, olijfolie, uien, aardappelen en Spaanse peper.
Onfortuinlijke afloop
En Jappe Ippes? Voor hem draaide het klipvisavontuur uit op een regelrechte ramp. Hij ging failliet. Vermoedelijk werd hij het slachtoffer van de wet van de remmende voorsprong. In Nederland lijkt hij totaal vergeten. Wie weet vandaag de dag dat een Fries de klipvis in Noorwegen introduceerde? In Noorwegen daarentegen klinkt zijn naam nog wel. Zo houdt Kristiansund de herinnering aan hem levend met een naar hem vernoemde weg: de Jappe Ippes vei.
Bronnen:
Hvordan kom klippfisken til Kristiansund?, op: www.klippfiskbutikken.no.
Jarle Sanden, Klippfisk, mathistorie på tvers av landegrenser, op: www.saltkyst.no.
Klippfish Museum, op: www.nordmore.museum.no.