Zeg het met tulpen in Noorwegen

Tulpen zijn vandaag de dag de meest populaire snijbloem in Noorwegen. Eind zestiende eeuw pronkte de bloem al in Noorse tuinen, tientallen jaren vóórdat hij in de rest van Scandinavië zijn intrede zou doen. Hoe de tulp in Noorwegen terechtkwam? Vanuit het tulpenland bij uitstek natuurlijk: Nederland.

In Nederland was de tulp overigens ook geen inheemse bloem. Hij was hier in de zestiende eeuw vanuit het huidige Turkije terechtgekomen. De belangstelling voor deze exotische plant kwam in de eerste plaats vanuit de geneeskunde, maar vanaf het begin van de zeventiende eeuw werd de bloem ook gewaardeerd om zijn schoonheid als tuinplant en snijbloem. Tulpen pronkten in gloednieuwe tulpenvazen van Delfts blauw en verschenen in geschilderde bloemstillevens, op tegels en serviesgoed. De bloem werd in Nederland zo populair dat in de jaren 1630 een ware ‘tulpenmanie’ ontstond. Tulpenbollen werden handelswaar en statussymbool ineen. Voor één tulpenbol werden duizenden guldens neergeteld, een bedrag waarmee je toen ook een huis aan een van de Amsterdamse grachten kon kopen.

RP-T-1950-266-12-1_1

Tekenaars tekenden de vele soorten tulpen na en bundelden die in ‘tulpenalbums’ – een soort plantenencyclopedie avant la lettre. Twee tulpen met waterjuffer en sprinkhaan, Jacob Marrel, 1637. Tekening op perkament. Collectie Rijksmuseum.

 

Arts in Bergen

Zo ver had de gekte nog niet toegeslagen toen Henrik Høyer in 1596 vanuit het Noorse Bergen naar Leiden reisde. Høyer had zich enkele jaren eerder in de Noorse havenstad gevestigd. Zijn wieg stond in Stralsund, een Duitse stad aan de Oostzee, waar hij omstreeks 1565 werd geboren. Hij ging in 1587 medicijnen studeren aan de universiteit in Rostock. Nadat hij met goed gevolg zijn examen had afgelegd, verhuisde hij in 1593 naar Bergen, waar hij introk bij koopman Nicolaus de Freund, een Nederlander van geboorte. Vanuit diens huis begon Høyer zijn praktijk als geneesheer.

Høyer was bevriend met de Lutherse bisschop van Bergen, Anders Foss (1543-1607), een ontwikkeld man met een enorme boekenverzameling en een grote belangstelling voor geschiedenis. Ook Høyer, die met de jongste dochter van de bisschop zou trouwen, was geïnteresseerd in de Noorse historie en deed daar onderzoek naar in oude manuscripten.
In Bergen liepen in die tijd de spanningen hoog op. De geestelijkheid, met bisschop Foss als boegbeeld, stond recht tegenover de stedelijke burgerij en stadsraad, die zich vertegenwoordigd zagen in Peder Thott, de bewindvoerder over de vesting Bergenhus. De twee partijen bevochten elkaars juridische bevoegdheden en misgunden elkaar economische voordelen. De controverse liep hoog op. Thott had in 1590 de echtgenote van bisschop Foss zelfs beschuldigd van hekserij; ze zou pas in 1598 worden vrijgesproken.

Na zijn aankomst in Bergen werd ook Høyer slachtoffer van Thotts geldingsdrang. Deze verbood de enige apotheker in de stad om aan patiënten van Høyer medicijnen te verkopen. Høyer werd het zo erg moeilijk gemaakt om zijn werk te doen. Rechter Poul Helliesen nam het voor hem op en bepleitte zijn zaak tot voor de koning in Kopenhagen, en met succes. In 1594 kreeg Høyer officieel toestemming om in Bergen als geneesheer te praktizeren. En koopman De Freund mocht medicijnen uit het buitenland invoeren, die op recept van Høyer aan de inwoners van Bergen werden verkocht. De Freund zou tot zijn dood in 1618 – hij stierf aan de pest – als apotheker werkzaam blijven.

Plantgoed uit Leiden

In het voorjaar van 1596 reisde Høyer, in gezelschap van bisschop Foss en diens vrouw en dochter, naar Leiden. Hier ontmoette hij Carolus Clusius, die daar enkele jaren eerder hoogleraar was geworden. Clusius had op zijn reizen door Europa planten verzameld en beschreef, kweekte en bestudeerde die. Eerder werkte hij aan het keizerlijk hof in Wenen en in die jaren had hij tijdens diplomatieke missies naar de sultan van Turkije in Constantinopel kennis gemaakt met zeldzame bloembollen uit het Midden Oosten. Naast bollen van hyacinten, narcissen, blauwe druifjes en lelies was Clusius in het bezit gekomen van tulpenbollen. Eenmaal aangesteld aan de Leidse universiteit legde hij in de Hollandse stad een hortus botanicus aan. Die bevatte niet alleen een verzameling medicinale kruiden, maar was ook een botanische tuin met zeldzame planten uit alle delen van Europa en de Levant en zelfs van elders uit de wereld.

RP-P-BI-5113X_1

Portret van Carolus Clusius, door Cornelis Galle (I), gravure, 1669, naar een laat 16de-eeuws portret door Jean Jacques Boissard. Collectie Rijksmuseum.

Clusius schonk aan vrienden door heel Europa zaden, stekjes en bollen van zeldzame, niet-Europese planten. Zij kweekten die in hun eigen tuinen op, iets waarvoor de geleerde de nodige aanwijzingen verschafte. Ook Høyer verliet Leiden niet zonder het nodige plantgoed. Onder de knollen en bloembollen bevonden zich bollen van tulpen. Clusius was benieuwd of ze het goed zouden doen in het barse noordelijke klimaat.

De eerste bloembollen

Terug in Bergen plantte Høyer de bollen uit. Ze kregen een plekje in de tuin van de Svaneapotek van De Freund, waar deze zijn medicinale planten kweekte. Hoogstwaarschijnlijk lag de apotheek, die doorgaat voor de oudste van Noorwegen, toen al aan de Strandgaten, waar hij ook later gevestigd was. De Strandgaten was in die tijd een moderne, brede straat en de belangrijkste van de Hanzestad. De apothekerstuin lag tevens in de nabijheid van het Lungegårdsvann, een water dat aansloot op het Puddefjord, de zeearm waarin zich nu onder meer de Hurtigruten-terminal bevindt. Een overblijfsel van het Lungegårdsvann is het Lille Lungegårdsvann, de achthoekige vijver met fontein die in het stadspark ligt. Aan de zuidzijde ervan liggen de kunstmusea KODE en aan het eind staat de muziekkiosk.

Svaneapoteket_i_Bergen, foto Nina Aldin Thune

Het pand van de Svaneapotek aan de Strandgaten in Bergen. (Foto Nina Aldin Thune, CC BY-SA 3.0)

Mogelijk heeft Høyer ook nog bloembollen geplant in twee andere tuinen. Een daarvan zou de tuin van de bisschop zijn geweest. Die tuin was al aangelegd door de eerste Lutherse bisschop van Noorwegen, Gjeble Pederssøn (circa 1490-1556/57), die wordt gezien als de eerste botanicus van Noorwegen.

Drie jaar nadat in de Leidse hortus de eerste tulpen tot bloei waren gekomen, bloeiden ook in Noorwegen de eerste tulpen. Vermoedelijk verschenen, na een strenge winter, op 14 of 15 februari 1597 de eerste bloemen. De tulpen waren er in verschillende kleuren rood. Ook bloeide er één gele en één witte tulp. Tussen de tulpen stak in maart ook één keizerskroon de kop op. De krokussen lieten het afweten, ondanks het feit dat het in maart en april niet meer bijzonder koud was geweest. Begin april piepten er van de krokussen alleen een paar blaadjes boven de grond. De hyacinten kwamen wel in bloei, evenals een anemoon. Ook een Turkse lelie gaf bloemen.

Dat jaar viel er halverwege augustus veel regen. Høyer groef de bollen op om te voorkomen dat ze zouden rotten. Hij plantte ze opnieuw in grond die zanderiger was, maar veel succes had dit niet. Alleen de keizerskroon gaf nieuwe bollen. Geen enkele van de tulpen deed dat en ook de andere planten vermenigvuldigden zich niet.

tulpen in bergen, 2009, foto blue-quartz, cc by sa 2.0

Tulpen in Bergen in 2009. (Foto Blue Quartz, CC BY-SA 2.0)

Uitwisseling: bloembol en rendierkaas

Høyer ontving in augustus en september twee nieuwe ladingen bollen en zaden. Hij plantte alles conform de instructies die Clusius in zijn brieven gaf en schreef terug dat hij zich al verheugde op het voorjaar, wanneer de bollen tot bloei zouden komen. Mogelijk was Høyer aanvankelijk nog geïnteresseerd in de geneeskrachtige werking van de planten, maar hij koesterde ook belangstelling voor de botanie en gaandeweg ging zijn fascinatie voor horticultuur overheersen.

Høyer hield Clusius in brieven op de hoogte van het wel en wee van het pootgoed. In 1603 kampte hij, net als Clusius in Leiden overigens, met diefstal van bloembollen, waardoor onder meer tulpen, keizerskronen en anemonen verloren gingen. Høyer was woedend dat zijn “lievelingen” hem waren afgenomen. Ze zijn hem, zo schreef hij Clusius, dierbaarder dan goud en hij wenste de dief eeuwig lijden toe.

De correspondentie tussen Clusius en Høyer handelde niet alleen over bloembollen. Al vóór zijn reis naar Leiden had Høyer met Clusius gecorrespondeerd over onder andere moltebær (Rubus chamaemorus), de kruipbraam of gele bosbraam die in Noorwegen nog steeds als een delicatesse geldt. Uit de briefwisseling valt ook op te maken dat het de bedoeling was dat Høyer voor Clusius onderzoek zou doen naar inheemse planten in Noorwegen. Høyers drukke artsenpraktijk belette hem echter om de bergen in te trekken. Het doorkruisen van het Noorse berglandschap was volgens hem sowieso een “herculische taak”. Later informeerde Høyer Clusius over de “zee-struik” (Erica marina) en de vogels op de Faeröer, Shetland en Orkney eilanden. Høyer was lyrisch over de zee en vooral over zeewieren. “De zee produceert zoveel wonders,” schreef hij Clusius.

Høyer beval bij Clusius ook een Noorse student aan die naar Leiden reisde om aan de universiteit te gaan studeren. De jongeman stamde uit een vooraanstaande familie in het noorden van Noorwegen en via zijn verwanten zou hij Clusius allerlei informatie kunnen verstrekken over de volkeren daar. Høyer gaf de student enkele geschenken voor zijn Leidse vriend mee: twee rendierhuiden, een paar bontlaarzen (mogelijk Sámi laarzen van rendierbont) en een aantal ‘valse robijnen’, vermoedelijk gesteente dat voorkwam in de omgeving van Trondheim. Ook gingen er enkele gedroogde, in papier gevouwen planten voor Clusius mee en bladen uit een herbarium. In zijn begeleidende brief verontschuldigde Høyer zich voor deze geschenken, iets beters had hij niet kunnen vinden.

Clusius was niet de enige in Nederland met wie Høyer contact onderhield. Hij correspondeerde ook met de Leidse anatomicus Pieter Paaw (Pavius), van wie hij enkele tuinplanten ontving. Paaw kende hij mogelijk nog uit Rostock, waar deze in 1587, het jaar waarin Høyer daar ging studeren, tot doctor in de medicijnen promoveerde. Hij hield zich er vooral met ontleedkundig onderzoek bezig. Paaw moet in Rostock ook les hebben gegeven. In 1589 werd hij in Leiden aangesteld. Hoewel zijn verdiensten vooral in de anatomie liggen, was Paaw al in zijn studietijd ook geïnteresseerd in botanie. Sinds 1598 was hij belast met het toezicht op de Leidse hortus botanicus en hij schreef de eerste catalogus van de kruidentuin (in 1601 of 1603). In 1604 stuurde Høyer verschillende naturalia aan Paaw, waaronder rendierkaas en een zeevogel, verwant aan de jan-van-gent.

Høyer liet na zijn dood, in 1615 of 1616, een aanzienlijke verzameling documenten en geschriften na. Op last van de koning werd deze verzameling Noorse ‘antiquiteiten’ naar Kopenhagen gezonden, waar ze werd opgenomen in de collectie van de universiteitsbibliotheek. Daar verbrandden de documenten bij de grote stadsbrand van 1728. Ook Clusius’ brieven aan Høyer gingen daarbij verloren. Høyers brieven aan Clusius – zeven in totaal – zijn wel bewaard gebleven.

tulpen in oslo, 2014, foto Ana Gutiérrez, cc by nd 2.0

Tulpen in Oslo, 2014. (Foto Ana Gutiérrez, CC BY-ND 2.0)

Ballast

Klimaat noch bodem in Bergen zijn eigenlijk geschikt voor tulpen, maar ze houden hier toch al meer dan vierhonderd jaar stand. De tulp werd vermeld in het eerste Noorse tuinboek, Horticultura, dat werd geschreven door Christian Gartner en in 1694 verscheen. Blijkens het boek bestonden er toen al enkele honderden kleuren tulpen. Gartner gaf ook aanwijzingen wanneer en hoe de tulpenbollen geplant moesten worden: in oktober of november bij volle maan, voordat de grond bevroor, een handbreedte diep en op enige afstand van elkaar.

In de zeventiende en achttiende eeuw, toen Nederland en Noorwegen volop handel met elkaar dreven en er een druk scheepvaartverkeer tussen beide landen bestond, deed nog een andere tulpensoort vanuit Nederland zijn intrede. Schepen die naar havens aan de Noorse zuidkust voeren, hadden als ballast grond aan boord die in die havens (of vlak voor de kust in zee) werd gelost. In die aarde konden zich bollen van de bostulp (Tulipa sylvestris) bevinden, de enige tulpensoort die in Nederland in het wild voorkwam. Op die manier heeft de bostulp zich in het zuiden van Noorwegen verspreid. Arendal, een havenstad aan de Noorse zuidkust, heeft de bostulp (in het Noors villtulipan genoemd) in 1994 als bloem voor de gemeente gekozen.

Tulipa_sylvestris, cc by 2.5, foto Bernd Haynold

Bostulp. (Foto Bernd Haynold, CC BY 2.5)

Van de Scandinavische landen maakte Noorwegen als eerste kennis met de tulp. Denemarken en Zweden zouden pas rond 1630 voor deze bloem vallen. Tegenwoordig ontspruiten er in Noorwegen ieder jaar zo’n tachtig miljoen tulpen. De meeste tulpen die nu in dit land worden verkocht zijn daar ook geteeld. En op Tulipanens Dag, de derde vrijdag in januari, vieren de Noren hun veruit populairste snijbloem. Een Nederlandse twist heeft die nog altijd. De leus van de gezamenlijke tulpproducenten in Noorwegen klinkt menig Nederlander ongetwijfeld bekend in de oren: ‘Si det med tulipaner’ (Zeg het met tulpen).

Bronnen:
Baumann, Paaw, Pieter, lemma in Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, 1051-1052. 
Anders Bjarne Fossen, Henrik Høyer, in: Norsk Biografisk Leksikon. 
Anders Bjarne Fossen, Nicolaus de Freund, in: Norsk Biografisk Leksikon.
Anders Bjarne Fossen, Anders Foss, in: Norsk Biografisk Leksikon.
Kjell Lundquist, Lilies to Norway and cloudberry jam to the Netherlands; on the relationship, correspondence and exchange of naturalia between Carolus Clusius and Henrik Høyer, in: Florike Egmond, Paul Hoftijzer en Robert P.W. Visser, Carolus Clusius; towards a cultural history of a Renaissance naturalist, Amsterdam 2007, 145-169.
Kasper van Ommen, The Exotic World of Carolus Clusius (1526-1609); catalogue of an exhibition on the quatercentenary of Clusius’ death, Leiden 2009.
Anna Pavord, The tulip; the story of a flower that has made men mad, London 1999.
Svaneapoteket i Bergen, op Wikipedia.
www.tulipantips.no, website van de gezamenlijke Noorse tulpenproducenten. 
Tulipaner – hoffblomst, tulipanmani og ballastplante, op website www.skogoglandskap.no.
Tusenvis av tulipaner på Milde, op website van de Universiteit in Bergen, www.uib.no.

De briefwisseling (in het Latijn) tussen Høyer en Clusius is gepubliceerd op de website van het Huygens Instituut.