Dat hebben de kaboutertjes gedaan

In boerenschuren huizen ze en je kunt ze maar beter te vriend houden. De nisse is een figuur uit oude volksverhalen en in Noorwegen nog springlevend. Als julenisse neemt hij zelfs de plaats in van de kerstman.

De fjøsnisse (fjøs = schuur) verschijnt in oude verhalen door heel Scandinavië. In Zweden heet hij tomten, in Finland tonttu en in Denemarken, net als in Noorwegen, nisse. Hij heeft een witte baard en draagt grijze kleren, waaronder een kniebroek, en een rode puntmuts. Zijn lengte varieert van ongeveer 5 tot zo’n 90 centimeter. Vroeger werd hij afgeschilderd als een oude man die alleen leefde. In latere voorstellingen heeft hij gezelschap gekregen van een vrouw en kinderen. Zo ontstonden hele nisse-families, inclusief ooms en tantes.

Fjøsnisse.

Fjøsnisse.

Bordje pap

In de oude verhalen, die van generatie op generatie werden doorverteld, woont de nisse in een huis of schuur op een boerenerf. Men geloofde dat voorouders of de eerste bewoner van de boerderij in hem voortleefden. De traditie wilde dat de boerenfamilie met kerst in de schuur een goede maaltijd neerzette voor de nisse. Hij kon zich daar tegoed doen aan een flinke kom pap (grøt) met een klont boter erin en soms ook aan een kan bier. Naar verluid zijn er nog steeds Noren die een schaaltje pap voor de nisse neerzetten. De restjes op de kersttafel waren trouwens ook voor hem.

Bovennatuurlijke krachten

De nisse beschikt over bovennatuurlijke krachten. Hij kan zichzelf onzichtbaar maken. Niemand heeft dan ook ooit een nisse gezien. Onverklaarbare voorvallen op de boerderij werden aan hem toegeschreven. Hij is beschermheilige en duivel tegelijk. Is hij je goedgezind, dan houdt hij het kwaad van het erf weg. Als een bekwame en sterke helper maakt hij zich verdienstelijk op de boerderij. We herkennen dat nog in onze uitspraak ‘Dat hebben de kaboutertjes gedaan.’

Maar met degene die hem tegen zich in het harnas jaagt, loopt het slecht af. Een nisse houdt van goede manieren. Hij houdt bijvoorbeeld niet van vloeken en evenmin van arbeiders die in de schuur urineren – kennelijk een veel voorkomende plaag in vroeger tijd. En o wee, als je vergeet om een bordje pap voor hem klaar te zetten. Een boze nisse is tot alles in staat. Een flinke oorvijg is nog wel het minste dat je kunt verwachten. Hij gooit ook spullen kapot of bindt de staarten van de koeien in de stal aan elkaar. In zijn woede kan hij zelfs het vee doden of een boerderij compleet ten gronde richten. Het is dus zaak om de nisse gelukkig en weldoorvoed te houden.

Kersttijd

Tegenwoordig speelt de nisse in de kersttijd een prominente rol. Hij is de Noorse kerstman, de gulle gever van cadeautjes die hij zelf op kerstavond komt brengen. Niet door de schoorsteen, zoals Sinterklaas en Santa Claus, maar gewoon aan de deur. Of er nog brave kinderen binnen zijn, luidt steevast zijn vraag. De kinderen zingen liedjes voor hem. Bijvoorbeeld ‘På låven sitter nissen’ (‘In de schuur zit de kabouter’). En ook de julenisse eet graag een bordje pap mee. Geen wonder dat heel wat Noorse kerstserviezen met zijn beeltenis zijn getooid.

God Jul, ontbijtservies van de glas- en porseleinfabriek Magnor.

God Jul, kerstservies van de glas- en porseleinfabriek Magnor.

Illustratoren

De julenisse nam de plaats in van de julbock (een geit), die tot ver in de 19de eeuw de kerstcadeautjes bij de Noorse kinderen bracht. In die tijd kreeg de nisse ook het uiterlijk zoals wij hem kennen. De moderne voorstellingen van de nisse gaan terug op de tekeningen van de Zweedse illustratrice Jenny Nyström, die haar witbebaarde sprookjesfiguur met rode puntmuts voor het eerst in 1881 publiceerde. Op ontelbare kerstkaarten prijkt sinds die tijd zijn beeltenis.

no-nb_blds_01764 001

Kerstkaart met nisse uit 1901. (Nasjonalbiblioteket, Oslo)

Sinds Nyström hebben veel andere tekenaars en ontwerpers zich op de nisse gestort. In Nederland is Rien Poortvliet ongetwijfeld door haar geïnspireerd. Hij was de laatste grote vertolker van deze geheimzinnige wezentjes. In Scandinavië zijn de kabouters met hun tijd meegegaan en blijven zij een bron van inspiratie voor illustratoren en ontwerpers.