Een Nederlandse toevluchtshaven voor de Noorse aartsbisschop

Het was een grote vloot die in de zomer van 1536 op de rede van Veere voor anker lag. Op de kades van de Zeeuwse stad was het een en al bedrijvigheid. Bemanningsleden werden gemonsterd en voorraden eten, drinken en munitie aan boord gebracht. De schepen werden in gereedheid gebracht om uit te varen naar het Noorden. Maar toen wijzigden plotseling de plannen. Twee schepen werden afgezonderd en gesommeerd naar Noorwegen te varen om daar de Noorse aartsbisschop in veiligheid te brengen.

Strijd tussen de Deense koning en de Noorse aartsbisschop

Wat was er aan de hand? In 1523 was de Unie van Kalmar, waarin Denemarken, Noorwegen en Zweden sinds 1397 verenigd waren, uiteengevallen. Zweden was een onafhankelijke staat geworden en Denemarken en Noorwegen waren als één koninkrijk verdergegaan. De koning van Denemarken, Christiaan II, was al eerder in het nauw geraakt en vluchtte naar de Nederlanden. De Deense troon werd met succes opgeëist door Frederik, hertog van Holstein, die veel sympathie koesterde voor de theologische opvattingen van Luther. Het lukte hem al snel om vrijwel alle edellieden in het zuiden van Noorwegen aan zijn zijde te krijgen. Daarop begon hij in Noorwegen met het onteigenen van bezittingen van de katholieke kerk en plaatste hij loyale Denen op strategische posities.

Aan het hoofd van de katholieke kerk in Noorwegen stond aartsbisschop Olav Engelbrektsson. Hij was tevens voorzitter van de Riksråd (Rijksraad), die samen met de koning het Noorse rijk bestuurde. Engelbrektsson zag de positie van de katholieke kerk en de autonomie van Noorwegen bedreigd door de machtsaspiraties van de protestantse Deense koning. Hij voorzag zich van soldaten en oorlogsschepen, liet een fort (Steinvikholm) bouwen in de Trondheimfjord en zocht steun bij de naar de Nederlanden gevluchte Christiaan II, die zich op zijn beurt had gewend tot de Habsburgse keizer Karel V. Het mocht niet baten. De Deense troepen bereikten in 1532 Trondheim, waar ze het aartsbisschoppelijk paleis platbrandden. Daarna restte de Noorse aartsbisschop weinig meer dan trouw te zweren aan de Deense koning Frederik I.

steinvikholmen, foto Frode Inge Helland, cc by 3.0

Steinvikholm, de versterking voor de kust bij Trondheim die Olav Engelbrektsson liet bouwen. (Foto Frode Inge Helland, CC BY 3.0)

Na de dood van Frederik in 1533 ontstond onenigheid over zijn opvolging. In Denemarken brak een burgeroorlog uit. Frederiks zoon, die eveneens luthers was, wierp zich op als koning Christiaan III. Een belangrijk deel van de Noorse Riksråd en zelfs verscheidene Noorse bisschoppen stelden zich aan de zijde van de nieuwe Deense vorst. Tot groot ongenoegen van Engelbrektsson, die zijn hoop nu richtte op Frederik van de Palts, die door Karel V naar voren was geschoven als gegadigde voor de Deense troon. Inmiddels kalfde de steun voor Engelbrektsson onder de Noorse adel af, vooral nadat hij een edelman zonder deugdelijk proces op de brandstapel had laten brengen. In de laatste dagen van 1535 waren de vertegenwoordiger van de Deense koning in Noorwegen, Vincens Lunge, twee Deense commandanten en de Noorse bisschoppen in Trondheim gearriveerd voor een ontmoeting met Engelbrektsson. Deze had het vuurtje onder zijn aanhangers flink opgestookt en dat bleef niet zonder resultaat. Op 3 januari vermoordden zij Lunge, de belangrijkste Deense bestuurder in Noorwegen. Ook de twee Deense commandanten waren niet veilig. Zij werden in opdracht van Engelbrektsson gearresteerd, evenals de Deensgezinde bisschop van Oslo. Een poging van Engelbrektsson om een aantal strategische forten te bezetten en zijn staatsgreep zo af te maken, mislukte.

Christian_III_of_Denmark

Portret van koning Christiaan III van Denemarken.

Engelbrektsson bood daarop aan de nieuwe Deense vorst te erkennen. Natuurlijk hoopte hij zo het vege lijf te redden, maar vermoedelijk wist hij ook dat op dat moment in de Nederlanden een vloot werd uitgerust om Kopenhagen te veroveren en zo de weg vrij te maken voor Frederik van de Palts als koning van Denemarken en Noorwegen. Dit was de vloot die in de zomer van 1536 bij Veere in gereedheid werd gebracht. Maar nog voordat de schepen hun ankers hadden gelicht, viel Kopenhagen en werd Christiaan III de onbetwiste heerser over Denemarken. Hij voerde meteen het lutherse geloof in en beschouwde Noorwegen niet langer als een zelfstandig koninkrijk, maar als een provincie van het koninkrijk Denemarken.

West-Friese schepen naar Trondheim

Onder de protestantse koning was de positie van de Noorse aartsbisschop onhoudbaar. Engelbrektsson zond twee vertrouwelingen naar de Nederlanden om Maria van Hongarije, de zuster van Karel V en landvoogdes over de Nederlanden, te vragen hem te ontzetten. Zij beval om twee schepen uit de vloot bij Veere, die bedoeld was geweest om Kopenhagen te bevrijden, in gereedheid te brengen. De schippers Clais Jacobszoon Blauhulck en Pieter Symonszoon Maeckschoon, beiden afkomstig uit Enkhuizen, werden aangewezen om de reis te maken. Met de winter op komst was dit een veel gevaarlijkere reis dan de tocht naar Denemarken die hun in het vooruitzicht was gesteld. Na enig onderhandelen over het bedrag dat ze zouden ontvangen, vertrokken de schepen dan toch richting Trondheim. De Blauhulck en de Christoffel van Enkhuizen – vermoedelijk twee driemasters – hadden elk 83 man aan boord. Een kleiner schip, de Boeier van Enkhuizen, met 6 man voegde zich bij hen. Dit schip zou vooropgaan om de gevaarlijke Noorse kustwateren te verkennen. De Noorse edelman Christopher Trondsson – een van de twee vertrouwelingen die Engelbrektsson naar de Nederlanden had gezonden – voerde het bevel over de kleine vloot.

driemaster voor anker bij een stad, gravure, prent Frans Huys, 1561-1565, coll. Rijksmuseum, RP-P-1889-A-14427_1

Driemaster voor anker bij een stad. Gravure, ca. 1561-1565. (Collectie Rijksmuseum)

Engelbrektsson had zich verschanst in zijn fort Steinvikholm. Daar kwamen de schepen begin november 1536 aan. Omdat een groot deel van de reis over open zee ging en deze in de winter te gevaarlijk was om over te steken, was een terugkeer op dat moment niet meer mogelijk. Er zou tot het voorjaar gewacht moeten worden. Engelbrektsson had de grootste moeite om de bemanning al die maanden uit te betalen en van voedsel te voorzien. Mogelijk was het lange oponthoud de reden voor een muiterij die eind 1536 uitbrak. Deze werd neergeslagen en de aanstichters werden gestraft. Op 1 april 1537 – Paaszondag – vertrokken de drie schepen eindelijk uit de haven van Trondheim. Aan boord Olav Engelbrektsson, in gezelschap van de aartsbisschoppelijke archieven en de kerkschatten die hij uit de Nidarosdomkerk in Trondheim en andere kerken had laten ophalen. Daaronder bevonden zich gouden en zilveren kelken en borden, dure liturgische kleding en twee kronen. Ook bracht hij belangrijke relieken in veiligheid: de bijl, drinkbeker en kam van Sint Olav, de tot het christendom bekeerde en in 1164 heilig verklaarde Vikingkoning Olav II. De schrijnen met de stoffelijke resten van Sint Olav bleven achter. Misschien was de aartsbisschop ervan overtuigd dat hij zou terugkeren?

trondheims domkerk, ca. 1850, houtsnede, gemeentearchief trondheim

Nidarosdomkerk van Trondheim omstreeks 1850. Houtsnede. (Collectie Gemeentearchief Trondheim, CC BY 2.0)

Toevlucht in Lier

De schepen kwamen begin mei 1537 in Enkhuizen aan. De kerkschatten en andere goederen werden naar Deventer gebracht. Engelbrektsson zou er zijn schulden mee hebben willen aflossen bij kooplieden aldaar. Zelf vertrok de verdreven aartsbisschop naar Lier, in de Zuidelijke Nederlanden, waar ook Christiaan II zijn toevlucht had gezocht. Het lijkt erop dat Engelbrektsson daar voorbereidingen trof voor een terugkeer naar Trondheim. Zover kwam het echter niet. Olav Engelbrektsson overleed op 6 februari 1538. Hij werd begraven onder het hoogkoor van de Sint-Gummaruskerk in Lier. De Noorse kerkschatten kwamen in handen van Frederik van de Palts, die ze zeer waarschijnlijk liet omsmelten om met het edelmetaal zijn troepen te financieren. De aartsbisschoppelijke archieven zijn wel gered. Ze werden begin negentiende eeuw teruggevonden in München en overgebracht naar bewaarplaatsen in Noorwegen, Denemarken en Zweden. Ze vormen nu de belangrijkste bronnen voor de middeleeuwse geschiedenis van Noorwegen.

Een held

Vijfhonderd jaar na zijn vlucht werd ook Engelbrektsson zelf gered van de vergetelheid. Al in 1814 had Noorwegen zich losgemaakt van Denemarken en toen in 1905 een einde kwam aan de unie met Zweden, werd Noorwegen een autonome staat. Zo’n jonge natie had helden nodig om het identiteitsbesef te schragen. En dus werd de herinnering aan de middeleeuwse aartsbisschop afgestoft. Was het immers niet Engelbrektsson geweest die de zelfstandigheid van Noorwegen tot op het laatst had verdedigd? Terwijl iedereen om hem heen zich al achter de Deense koning had geschaard, had Engelbrektsson fier standgehouden.

Interior_of_the_church_of_Saint_Gummarus,_Lier,_Belgium, foto Eddy Van 3000, cc by 2.0

Interieur van de Sint-Gummaruskerk in Lier. (Foto Eddy van 3000, CC BY 2.0)

Tijdens een officieel bezoek aan België in 2003 onthulde de Noorse koningin Sonja in de Sint-Gummaruskerk in Lier een gedenkplaat voor de laatste Noorse aartsbisschop. Ook werd een opera aan hem gewijd. Om het jaar wordt dit muziekstuk op lange zomeravonden uitgevoerd bij fort Steinvikholm. Terwijl het koor Karel V aanroept en om hulp vraagt, vertrekt Engelbrektsson dan in de slotscène naar de Nederlanden.

Bronnen:
Louis Sicking, New light on the flight of the archbishop Olav Engelbrektsson: a watershed in Norwegian history, in: Louis Sicking e.a. (red.), Dutch light in the ‘Norwegian night’; maritime relations and migration across the North Sea in early modern times, Hilversum 2004, 13-41.
P.C.M., Procedure over goederen van den aartsbisschop van Drontheim, in: Overijsselsche almanak voor oudheid en letteren 1850, 15 (Deventer 1849), 1-29.
Noors nationale schat verdween naar Deventer, op website Universiteit Leiden.